Het boeddhisme is gebaseerd op het leven en onderricht van Gautama Boeddha, die volgens de overlevering in de 6e en 5e eeuw v. Chr. in het noorden van India leefde. Boeddha betekent letterlijk de “ontwaakte” hetgeen verwijst naar het diepe inzicht in ons bestaan dat hij na een lange spirituele zoektocht en door meditatie verkreeg. Dit inzicht vindt zijn uitdrukking in een grote helderheid van geest en een onvoorwaardelijke welwillendheid en openheid naar alles en iedereen.

De boeddhistische leer is bij uitstek praktisch. Ze bestaat voornamelijk uit handleidingen die erop gericht zijn om meer en meer van het inzicht van de Boeddha zelf te ervaren en daardoor beter in staat te zijn om menselijk leed te lenigen en tevredenheid en welzijn te bevorderen – zowel van onszelf als van anderen. De meditaties, richtlijnen voor sociale interacties en bepaalde rituele handelingen kunnen in principe door iedereen beoefend worden, ook door aanhangers van andere religies of levensbeschouwingen. In de loop der eeuwen heeft het boeddhisme zich verspreid vanuit India naar vele andere Aziatische landen, en gedurende dit proces heeft het vaak kenmerken aangenomen van de omgeving waarin het wortel schoot. In de twintigste eeuw werd het in het Westen geïntroduceerd en begon langzaam maar zeker een plaats te vinden in onze maatschappij.

Het boeddhisme wordt meestal beschouwd als een van de grote wereldreligies maar het is dan wel belangrijk om het begrip religie ruim op te vatten. Het boeddhisme berust namelijk niet op een goddelijke openbaring, maar op de leer van een menselijk wezen. In sommige tradities worden bodhisattva’s, dat wil zeggen bepaalde verlichte wezens, echter wel goddelijke kwaliteiten toegeschreven en de Zuivere Land school richt zich op bijna monotheïstische wijze op Boeddha Amitābha (syn. Amida) als grote verlosser. Maar in al deze stromingen ontbreekt een goddelijk opperwezen als schepper; het boeddhisme gaat ervan uit dat het universum geen begin of einde kent. De Boeddha onderwees dat de intentionaliteit in ons denken, spreken en handelen onze toekomst conditioneert (karma) en dat het mogelijk is door training van de geest wezenlijke innerlijke vrijheid en vrede te realiseren (verlichting).

Verschillende vormen van boeddhistische beoefening worden geaccepteerd en zelfs nodig geacht omdat mensen nu eenmaal verschillend van aard zijn. Het boeddhisme staat bekend om zijn grote tolerantie tegenover andere stromingen en religies. Er zijn een aantal basisprincipes die door alle boeddhisten erkend worden en de kern daarvan kan misschien het beste worden uitgedrukt in de uitspraak van de Boeddha:

Het kwade vermijden, het goede doen en de eigen geest transformeren; dit is de leer van alle Boeddha’s.

Het kwade vermijden betekent zo te spreken en te handelen dat we noch anderen noch onszelf schade toebrengen; het goede doen betekent te leven vanuit liefdevolle welwillendheid, mededogen, medevreugde en onpartijdigheid ten aanzien van alle levende wezens; de geest transformeren betekent door meditatieve oefening inzicht ontwikkelen in de aard en de werking van de eigen geest en tevens de geest vrij maken van egocentrisme.

Het boeddhisme kent leefregels die als richtingwijzers fungeren om het kwade te vermijden en het goede te doen, terwijl de meditatiebeoefening essentieel is voor het ontwikkelen van inzicht. De leefregels zijn voornemens en geen geboden. Het zijn in essentie oefeningen in aandacht. Zowel bij het volgen van de leefregels als bij de beoefening van meditatie is een juiste mate van inzet wezenlijk voor het handhaven van een geestelijk evenwicht.

De begeleiding door een bevoegde leraar wordt van groot belang geacht. In de keuze van de leraar wordt een kritische houding aangeraden. Dit principe geldt in het algemeen voor de hele beoefening van het boeddhisme. We worden uitgenodigd om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de te volgen weg en te onderzoeken of de beoefening het gewenste effect heeft, namelijk een duidelijke herkenning van onze taak als mens en de natuurlijke opbloei van liefde en compassie. Het is wel zo dat we voorzichtig moeten zijn met voorbarige conclusies te trekken omdat de boeddhistische praktijk een proces van transformatie is dat tijd nodig heeft en vertrouwen vergt; een reden te meer om met de juiste leraar in zee te gaan, en om een stroming te volgen die ons het meest aanspreekt.

De mate waarin men zich in de beoefening van het boeddhisme verdiept, is afhankelijk van ieders innerlijke inspiratie maar ook van uiterlijke omstandigheden. Traditioneel is de rol van de monastieke orde van groot belang. In het Westen ligt de nadruk vooralsnog op de lekenpraktijk. De toekomst zal uitwijzen wat voor evenwicht het Westers boeddhisme zal vinden tussen de monastieke beweging en de beoefening door leken. Daarbij tekenen zich al nieuwe ontwikkelingen af, waarin ook leken zich langere tijd in een kloosterlijke omgeving terugtrekken.

laatste versie van deze tekst geplaatst in oktober 2017